Functie van de Longen
De longen zijn vitale organen: zonder longen gaan we dood. De belangrijkste functie van de longen is de gasuitwisseling tussen de buitenlucht en het bloed. In de longen wordt zuurstofarm bloed voorzien van meer zuurstof (O2) en wordt koolstofdioxide (CO2) afgegeven. Bij het uitademen wordt op die manier de afvalstof CO2 uit het lichaam verwijderd. De hoeveelheid CO2 die wordt afgescheiden heeft een invloed op de pH of het zuurtegehalte van het bloed. Op die manier helpen de longen dan ook de pH te regelen.
Naast de ademhaling hebben de longen ook nog een functie in het renine-angiotensine systeem, een hormonaal systeem dat instaat voor onder meer de bloeddruk en de waterhuishouding in het lichaam.
Bij sommige zoogdiersoorten en vogels hebben de longen ook een functie in de thermoregulatie van het lichaam: het op de juiste temperatuur houden van het lichaam. Het typische voorbeeld is de hond die hijgt als het warm is.
Ademhaling
De ademhaling is een levensnoodzakelijk mechanisme dat het lichaam van zuurstof voorziet en afvalstoffen uit het lichaam verwijdert.
Ademen doen we onbewust, we moeten er niet over nadenken. Wel kunnen we het proces bewust beïnvloeden: we kunnen onze adem inhouden of bewust hyperventileren.
Het proces wordt geregeld door het ademhalingscentrum dat zich in de hersenstam bevindt. Het ademhalingscentrum controleert continu het CO2 gehalte in het bloed. Onder invloed van een verhoogd gehalte CO2 in het bloed zal het ademhalingscentrum ervoor zorgen dat de ademhaling versnelt en dat indien nodig de auxiliaire of hulpademhalingspieren ingezet worden.
In rust ademen gezonde volwassenen ongeveer 12 tot 16 keer per minuut.
Inademing

Als men inademt, beweegt de lucht zich neerwaarts door de luchtpijp (trachea) en in de longen door twee grote buizen (bronchiën). Binnen de longen, splitsen deze buizen zich meerdere keren — zoals de takken van een boom — in vele kleinere buizen (bronchiolen) die eindigen in zeer kleine luchtzakjes (alveolen).
Wanneer men inademt wordt het meeste werk gedaan door de spieren van het middenrif (diafragma) en borstkas. Deze spieren trekken samen bij de inademing, waardoor de borstkas uitzet en er lucht in de longen stroomt. Nochtans blazen deze spieren de lucht niet terug uit. Om de lucht uit uw lichaam te drijven vertrouwen de longen op de natuurlijke elasticiteit van de bronchiale buizen en de luchtblaasjes. Wanneer deze buizen of luchtzakjes beschadigd zijn, verliezen ze hun elasticiteit. Zij kunnen de luchtbeweging vertragen wanneer men uitademt en oude lucht in de longen opsluiten, waardoor men harder zal moeten werken om voldoende zuurstof naar binnen en koolstofdioxide naar buiten te krijgen.
Bij het inademen trekt het middenrif (diafragma) en de buitenste intercostale spieren samen. Hierdoor trekt het diafragma naar beneden en de ribben naar boven en naar voren. Het volume van de borstkas wordt dus groter, de longen zetten uit (waarbij de elastische vezels worden opgespannen) en zuurstofrijke lucht wordt aangezogen via de mond of neus.
Op weg naar de longblaasjes passeert de lucht langs de slijmvliezen van mond of neus, keel en luchtwegen. De lucht wordt daar opgewarmd en bevochtigd.
Aanwezige stofdeeltjes blijven plakken in de beschermende slijmlaag van de luchtwegen en worden door trilhaartjes naar boven getransporteerd om opgehoest en ingeslikt te worden.
Gasuitwisseling
In de longblaasjes vindt de gasuitwisseling plaats: de longblaasjes hebben zeer dunne wanden vol met uiterst fijne bloedvaatjes (capillairen). De zuurstof in ingeademde lucht gaat doorheen deze wand naar de bloedvaten en komt in de bloedstroom, waar ze verdeeld wordt over heel het lichaam. Het koolstofdioxide (CO2) — een afvalproduct van het metabolisme — uit het bloed maakt de omgekeerde beweging: het diffuseert vanuit het bloed naar de longblaasjes en wordt uitgeademd.
Uitademing
Het uitademen gebeurt in rust passief, er worden geen spieren opgespannen. Door het wegvallen van de spanning van de intercostale spieren en het diafragma zullen de elastische vezels in de longen - die opgespannen werden bij de inademing - terug korter worden. De borstkas en de longen worden kleiner en de lucht wordt uit de longen gedrukt.